Canadese militairen op ons dorpsplein,
12 september 1944.
De Canadezen hadden deelgenomen aan de landing in Normandië. Vanaf eind juli 1944, eens de Duitse verdedigingsring doorbroken, leken de geallieerden op weg naar een triomftocht. En zo leek het ook voor de Canadezen in West-Vlaanderen.
De militaire operaties van het Canadese leger in ons land, begin september 1944, leken aanvankelijk een vrij gemakkelijk avontuur vergeleken met vele andere strijdtonelen in Europa. De Canucks hadden in de vooravond van 6 september 1944 nagenoeg ongemerkt vanuit Frankrijk de Belgische grens overgestoken in de buurt van het West-Vlaamse Leisele. In korte tijd stootten ze door naar Brugge. Een afvaardiging van het stadsbestuur had hen verzocht Brugge met zijn monumenten en kunstschatten zoveel mogelijk van oorlogsgeweld te vrijwaren. De Canucks slaagden daar wonderwel in mede doordat de Duitsers vrijwel geen tegenstand boden. Zo werden ze op 12 september 1944 door een dolenthousiaste Brugse bevolking verwelkomd. Het luiden van de Brugse klokken kon men tot in Dudzele horen. Maar ten noorden van Brugge hadden de Duitsers ons lage Polderland laten onderlopen en het water werd gebruikt als verdedigingsmiddel. Het was nog niet voorbij.
Bruggedraaier Vlaeminck ontregelde de Duitse lading onder de brug waardoor deze maar gedeeltelijk vernield werd
Niettegenstaande deze daad van verzet konden de Canadezen de brug niet meer gebruiken.
Een hevig gevecht aan de Herdersbrug
De eens zo gevreesde Wehrmacht scheen hopeloos verslagen en trok zich hals over kop – dikwijls per fiets, met paard en kar en zelfs te voet terug. In Dudzele zou er echter op 10 september een korte maar hevige strijd geleverd worden aan de Herdersbrug. Hierbij sneuvelden zowel Duitsers als Canadezen. De Canadezen streden aan de vernielde Herdersbrug een hevig gevecht met de Duitsers aan de overkant van het Zeekanaal. Een viertal huizen in de Herdersbruggestraat werden hierbij in brand geschoten, onder andere het café nabij de brug en de mooie woning van de bruggedraaier, een fraai gebouw van het havenbestuur. Het gebouw zou niet meer terug opgebouwd worden. Aan datzelfde kapotte gebouw kon men nadien vijf kruisen op een rij terugvinden, telkens met een Duitse helm er bovenop. Duitse gewonden werden berries via de Watergang naar een lazaret langs de Dudzeelse Steenweg gebracht. De Canadezen beslisten de strijd af te breken en om richting Brugge te trekken. Het kanaal zou men niet oversteken. Eens te Brugge trok men opnieuw richting Dudzele. Bij het verlaten van Sint-Jozef werd hevig gevochten met zelfs man tot man gevechten. De Duitsers weken hierop gecontroleerd achteruit.
Onlangs nog vertelden getuigen hoe zij de Canadese soldaten komende vanuit Brugge het dorp zagen binnentrekken.
De Dudzelenaars zijn de bevrijding door de Canucks dan ook absoluut niet vergeten. Voor het eerst sinds lang was men terug vrij en de bezetter verdreven. Bovendien brachten die soldaten chocolade mee en ze deelden die zeer gul uit.
De vele Canadese soldaten die zelf uit landbouwstreken kwamen, waren verrast van onze mooie boerderijen, de verzorgde huizen en boomgaarden, de mooi omzoomde weiden en tuinen. Maar vooral de dankbare gulheid van de Vlamingen maakte indruk.
De meeste van de Canadese soldaten waren jonge mannen, de meesten jonger dan 25 jaar. Ze waren vaak van het Canadese platteland afkomstig. Velen waren niet vertrouwd met een stad. Sommigen waren voor hun inzet in Normandië even met verlof geweest in Londen. Maar dat was in die dagen een eerder droevige plaats: voedselschaarste, rantsoenering en ’s avonds totale verduistering. Eens de Belgische grens over, ontdekten deze jonge Canucks een streek waar nog vrij veel te verkrijgen was gezien de oorlogsomstandigheden; zoals wijn en bier. En... een dolblije bevolking, die hen als helden verwelkomde.
De Canadezen waren blij verrast toen ze in België dergelijk warm onthaal en vele sympathieke begroetingen kregen. De bevlagde huizen, het luiden van de kerkklokken, lachende gezichten, kussen en bloemen, deden hen veel plezier.

De stilte zou echter een stilte voor een nieuwe korte storm worden enkele weken later en dit op 1 november. Tijdens het sluitstuk van ‘Operatie Switchback’, die het einde van de Wehrmacht in de "Breskens Pocket" betekende, schoten de Duitsers naar onze kerk omdat ze dachten dat die diende als uitkijktoren. Het brandglas achteraan in de kerk vloog eruit tijdens de misviering op Allerheiligen. De aanwezigen in de kerk vluchten hierbij uit de kerk achter het altaar. Daarna vielen er granaten in de Kerkstraat en in de Watergang. Telkens werd er schade gemaakt maar gelukkig vielen er geen Dudzeelse slachtoffers.
Na “Operatie Switchback” werd Knokke als laatste bevrijd op 3 november. De Duitsers en Canadezen hadden opnieuw zware verliezen geleden in onze Vlaamse velden.
Dankwoord
Foto’s: dhr.Martin Van Acker
Getuigenissen: mevr.Maria Vercruysse, dhr.Raymond De Vuyst
Geschreven bronnen
Dhr. Wim De Neuter, artikel Uitpers. Gebaseerd op Jacques R. Pauwels. De Canadezen en de bevrijding van België 1944-1945. Uitg. EPO Berchem, 2004. 200 blz. ISBN 90-6445-361-6.
(http://archief.uitpers.be/artikel_view.php?id=861)
De Bezetter
|
Een familie in oorlog
Tekst: Jan Vandevelde
Stationsweg, Dudzele, september 1944 Cirkels van links naar rechts
Silvie De Meester, Lanida Larsen, Magda Verstraete
De ouders van mijn grootvader (Désiré Verstraete en Nathalie Verheye) hadden voor de eerste wereldoorlog een huis gebouwd in de Zandrietstraat, een zijstraat van de Heyststraat. Mijn overgrootvader was hoofdonderwijzer te Zeebrugge, in die tijd betekende dat een sociale status die bijna vergelijkbaar was met deze van een notaris. Wegens deze functie was hij niet opgeroepen om aan het front te gaan vechten. Wanneer echter in het najaar van 1918 het tij begint te keren voor Duitsland pakken de Duitsers twee personen op in Zeebrugge: de veldwachter en de hoofdonderwijzer. Er werd aan de bevolking meegedeeld dat deze gijzelaars zouden geëxecuteerd worden wanneer de Zeebruggelingen sabotagedaden zouden plegen. Désiré’s haar zou op één nacht tijd spierwit geworden zijn… Het gezin Verstraete (intussen uitgebreid: tijdens Désiré’s gevangenschap wordt zijn dochter Jeanne geboren) moet vluchten naar Ramskapelle bij Heist.
“Op tien mei 1940 voeren Duitse oorlogsbodems door de Wielingenpas en bommenwerpers dropten voor de haven magnetische mijnen in zee. Dit was voor de mensen van Zeebrugge het signaal dat, hetgeen men al zo lang had gevreesd, werkelijkheid geworden was. De radio zond aan een stuk door oorlogsberichtgeving uit. Zo vernam de bevolking dat de staat van beleg was afgekondigd. De koning sprak een emotionele boodschap uit en verzocht de mensen bij het ganse gebeuren de uiterste kalmte te bewaren. Hij maande iedereen aan zijn plicht te doen. De mensen stonden in groepjes op straat en bespraken de toestand. De wildste geruchten deden de ronde. Dit leidde ertoe dat bij enkelen de schrik er goed inzat. Ze pakten hun biezen. Dit werkte aanstekelijk en de een na de andere volgde dit voorbeeld. Binnen de week stond meer dan de helft van de huizen leeg.” (Uit “100 jaar Zeebrugge” van Raoul Hoornaert).
Mijn overgrootvader (Désiré Verstraete) vlucht in deze periode samen met zijn dochter Jeanne met de fiets naar zijn broer die in Normandië woont. Hij was allicht zijn gevangenschap van 1918 nog niet vergeten… Om één of andere reden is hij echter al snel moeten terugkeren.
De gevolgen van de onderwaterzetting
|